ECLI:NL:CRVB:2016:2228
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor dubbele huur en waarborgsom
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor kosten van dubbele huur en een waarborgsom. Appellante huurde tot 31 maart 2014 een woning van woningbouwvereniging [naam vereniging 1] en verhuisde op medisch advies naar een andere woning van woningbouwvereniging [naam vereniging 2]. Appellante had eerder, op 7 november 2013, telefonisch een verzoek om bijzondere bijstand ingediend, maar dit werd afgewezen omdat zij al een vergoeding zou ontvangen op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Op 6 maart 2014 diende appellante opnieuw een aanvraag in voor bijzondere bijstand, maar deze werd afgewezen op de grond dat zij al had kunnen reserveren voor deze kosten. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er sprake was van een herhaalde aanvraag zonder relevante wijzigingen in de omstandigheden.
In hoger beroep betwistte appellante dat zij eerder een aanvraag had gedaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een herhaalde aanvraag. De Raad concludeerde dat de aanvraag van 6 maart 2014 niet als herhaalde aanvraag kon worden aangemerkt, omdat er geen bewijs was dat appellante eerder een aanvraag had ingediend voor de kosten waarvoor zij nu bijstand vroeg. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, omdat de kosten waarvoor zij bijstand vroeg, reeds vóór de aanvraag waren opgekomen en voldaan. De Raad benadrukte dat er geen dringende redenen waren voor het verlenen van bijzondere bijstand, en dat de afwijzing van de aanvraag door het college in stand bleef.