ECLI:NL:CRVB:2016:2247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Intrekking van nabestaandenuitkering op grond van de ANW en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan appellante, die in oktober 2011 een uitkering was toegekend vanwege haar status als nabestaande en een arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%. De uitkering werd per 1 juli 2013 ingetrokken, omdat appellante vanaf die datum minder dan 45% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de Sociale verzekeringsbank (Svb).
De rechtbank Rotterdam oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit onjuist was. Wel werd vastgesteld dat de Svb nieuwe functies had gepresenteerd die pas na het bestreden besluit aan appellante bekend waren gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en stelde de intrekkingsdatum vast op 1 november 2013, waarbij de Svb werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.
In hoger beroep heeft appellante de uitspraak van de rechtbank bestreden, met de stelling dat zij door haar fysieke en psychische beperkingen niet in staat is de geduide functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende objectieve medische gegevens heeft overgelegd om haar stelling te onderbouwen. De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat appellante per 1 november 2013 minder dan 45% arbeidsongeschikt is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.