ECLI:NL:CRVB:2016:2353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de ingangsdatum van bijstand en de aanvraagprocedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving tot en met 3 oktober 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft op 15 december 2013 een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend. Het college heeft bij besluit van 15 april 2014 bijstand verleend met ingang van de meldingsdatum, 15 december 2013. Appellant heeft echter aangevoerd dat hij eerder aanvragen om bijstand heeft ingediend op 28 oktober, 21 november en 5 december 2013.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij eerder dan 15 december 2013 een aanvraag heeft ingediend. Het college heeft toegelicht dat het geautomatiseerde systeem bevestigingen verstuurt voor ontvangen aanvragen, maar appellant heeft geen bewijs overgelegd van eerdere aanvragen. De Raad heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat bijstand verleend zou moeten worden over een periode voorafgaand aan de meldingsdatum.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het verzoek van appellant om schadevergoeding is afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.