ECLI:NL:CRVB:2016:270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.F. Bandringa
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank. Appellante, een Egyptische, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een gezamenlijke huishouding met K. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bijstandsuitkeringen van appellante ingetrokken en teruggevorderd, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat appellante en K een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de vraag of er sprake was van wederzijdse zorg tussen appellante en K. De Raad concludeerde dat, hoewel appellante en K samenwoonden, er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van wederzijdse zorg, zoals vereist door de WWB. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en herstelde de situatie door het besluit van 24 augustus 2012 te herroepen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.