Uitspraak
22 augustus 2013, 13/1157 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op een mate van 25 tot 35%. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de lichamelijke en psychische klachten van appellant adequaat hadden onderkend en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen.
De Raad heeft een deskundige, psychiater G.T. Gerssen, benoemd om de gezondheidstoestand van appellant te onderzoeken. In zijn rapport concludeert Gerssen dat er geen aanwijzingen zijn voor een depressie en dat de beperkingen zoals vastgesteld door de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 april 2012 onderschreven worden. De Raad volgt het oordeel van de deskundige, aangezien deze overtuigend gemotiveerd is en het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen redenen zijn om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht niet passend te achten voor appellant. De Raad wijst erop dat de bezwaren van appellant tegen het deskundigenrapport herhalingen zijn van eerder aangevoerde argumenten en dat deze geen grond bieden om de conclusies van de deskundige niet te volgen. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 15 juli 2016.