ECLI:NL:CRVB:2016:2813
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand verhuiskosten wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten ongegrond had verklaard. Appellant ontvangt sinds 14 januari 2008 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Op 13 januari 2015 heeft hij bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eerste huur in verband met een verhuizing. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten van de eerste huur tot de incidenteel noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en appellant voor deze kosten had moeten reserveren of deze achteraf gespreid had moeten betalen. Er waren geen bijzondere omstandigheden die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de afwijzing van het college bevestigd, waarbij appellant aanvoerde dat er een medische noodzaak was voor de verhuizing naar een woning met een lift, gezien zijn gebruik van elleboogkrukken door diabetesgerelateerde wonden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van noodzakelijke kosten die niet uit de bijstandsnorm konden worden voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellant al langere tijd woningzoekende was en dat de verhuizing niet onverwacht was. De verklaringen van de revalidatieartsen gaven geen aanleiding om te concluderen dat er een medische noodzaak was voor de verhuizing.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.