Uitspraak
8 december 2014, 14/2477 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die als graafmachinist werkte en na een auto-ongeluk met linkerarmklachten uitviel. Het Uwv had appellant eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling concludeerde de verzekeringsarts dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een juist beeld gaf van zijn mogelijkheden en beperkingen. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn rugklachten en andere beperkingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had gemotiveerd dat de FML correct was en dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te verrichten. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv terecht ongegrond verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de uitkering van appellant terecht had beëindigd, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment lager was dan 35%.