ECLI:NL:CRVB:2016:2841
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- L. Koper
- J.M.M. van Dalen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op kinderbijslag voor in het buitenland wonende WAO-gerechtigde na bereiken van 18 jaar door jongste kind
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Marokko woont en een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellant ontving kinderbijslag voor zijn twee kinderen, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft het recht op kinderbijslag beëindigd met ingang van het derde kwartaal van 2014. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de verplichte verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor in het buitenland wonende WAO-gerechtigden per 1 januari 2000 was beëindigd. De appellant had recht op kinderbijslag op basis van een overgangsregeling, maar deze verviel toen zijn jongste kind, [naam kind 1], in het tweede kwartaal van 2014 18 jaar werd.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Svb terecht het recht op kinderbijslag heeft beëindigd. De Raad heeft de relevante wetgeving, waaronder het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999, in overweging genomen en geconcludeerd dat de appellant niet langer verzekerd was voor de AKW na het bereiken van de 18-jarige leeftijd door zijn jongste kind. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.