ECLI:NL:CRVB:2016:2984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen voorzieningenrechter
Op 9 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/3868 PW. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 31 mei 2016 had geoordeeld in de zaak 16/1859. Appellant had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat door de voorzieningenrechter op 2 augustus 2016 werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter zoals in deze zaak. De Raad heeft geen gronden gevonden die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen, zoals evidente schending van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. Daarom heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.