Uitspraak
OVERWEGINGEN
9 februari 2011 tot 9 april 2014 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Bij een tweede besluit van 8 augustus 2012 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 9 april 2014 niet langer recht heeft op een WGA-uitkering, onder de overweging dat appellant op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het door de werkgever van appellant gemaakte bezwaar tegen het eerste besluit van 8 augustus 2012 heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van 2 januari 2013 ongegrond verklaard.
.Die arts heeft de FML van
3 juni 2014 geaccordeerd.
5 juni 2014 en 1 augustus 2014 blijkt dat de verzekeringsartsen (bezwaar en beroep) een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek hebben verricht. Zij hebben het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft appellant tijdens het spreekuur lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de hoorzitting bijgewoond. Op grond daarvan hebben de verzekeringsartsen in hun rapporten op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat de gezondheidstoestand van appellants hart sinds 2012 niet is gewijzigd. Een onderzoek naar hartritmestoornissen, kort voor het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op
3 juni 2014, leverde geen bijzonderheden op. Daarnaast heeft de cardioloog de behandeling overgedragen aan de huisarts. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij op 20 april 2014 toegenomen beperkingen heeft die voortkomen uit cardiale klachten.
21 mei 2012 een extra beperking heeft vastgelegd, te weten onder item 6.4, leidt niet tot het oordeel dat per 20 april 2014 sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak op grond waarvan appellant eerder recht had op een WGA-uitkering. De verzekeringsarts heeft gemotiveerd gesteld dat die extra beperking niet is opgenomen in verband toegenomen cardiale klachten, maar in verband met de suikerziekte die ongeveer een jaar eerder, in 2013, bij appellant is vastgesteld.
WGA-uitkering.