ECLI:NL:CRVB:2016:3140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met achterstallige huur en spoedeisend belang
In deze zaak heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.H. van Huijgevoort, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had eerder het beroep van verzoeker tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de afwijzing van verzoekers aanvraag om bijstand, omdat hij volgens het college samenwoonde met een andere persoon en daardoor geen zelfstandig subject van bijstand zou zijn. Verzoeker heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat hij achterstallige huurpenningen zou hebben en vreesde voor een onherstelbare situatie door de oplopende huurachterstand.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 22 augustus 2016 geoordeeld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker sinds de intrekking van zijn bijstand in februari 2015 in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien, en dat er geen actuele dreiging van huisuitzetting of afsluiting van nutsvoorzieningen was. Verzoeker heeft zijn stelling dat hij zijn kosten heeft gedekt door leningen bij vrienden niet onderbouwd. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen onverwijlde spoed aanwezig was die een dergelijke voorziening rechtvaardigde. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.