ECLI:NL:CRVB:2016:3283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Beesel inzake arbeidsverplichtingen onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beesel ongegrond werd verklaard. Appellant ontvangt sinds 18 juni 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en is onderworpen aan arbeidsverplichtingen. Het college heeft appellant een arbeidstoeleidend traject aangeboden, waaraan verplichtingen zijn verbonden, waaronder het ondertekenen van een trajectplan en het verlenen van medewerking aan de uitvoering daarvan.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het college appellant niet ten onrechte niet heeft ontheven van de arbeidsverplichtingen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college geen rekening heeft gehouden met zijn problematiek en dat het aangeboden traject niet op maat is gemaakt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het college bij het vaststellen van het re-integratiebeleid een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat het aan het college is om te bepalen of appellant in staat is om op eigen kracht werk te aanvaarden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad heeft bevestigd dat het college in redelijkheid appellant heeft kunnen verplichten om deel te nemen aan het aangeboden traject. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.