ECLI:NL:CRVB:2016:3285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellant, die vanaf 21 november 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De aanleiding voor de intrekking was het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van appellant door de politie Limburg-Noord op 19 maart 2014. De politie vond 25 hennepplanten en diverse kweekmaterialen in de woning. Naar aanleiding van deze ontdekking heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant. Dit leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de inkomsten uit de hennepkwekerij niet te melden. Het college heeft vervolgens de bijstand over de periode van 7 december 2013 tot en met 19 maart 2014 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, tot een bedrag van € 3.786,34.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In hoger beroep herhaalt appellant zijn eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad stelt vast dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op bijstand, zelfs niet als hij zijn inlichtingenverplichting had nageleefd. De Raad benadrukt dat het niet tijdig informeren van het college over zijn activiteiten en de achtergrond daarvan, appellant in een nadelige positie heeft gebracht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.