Uitspraak
27 oktober 2015, 15/3256 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 16 mei 2014. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar echtgenoot een ouderdomspensioen ontving en dat zij bereid was om de premies voor de vrijwillige ANW-verzekering te betalen. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verplichte verzekering onder de ANW en dat het AOW-pensioen dat hij ontving na 1 januari 2000 niet meer leidde tot verplichte verzekering voor de ANW. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon, in aanwezigheid van M.S.E.S. Umans als griffier, en werd openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.