Uitspraak
8 juni 2015, 14/6423 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 7 oktober 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in Marokko woont en een aanvraag voor kinderbijslag heeft ingediend op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) omdat de appellant niet als verzekerd kon worden beschouwd onder de AKW. De rechtbank Amsterdam had eerder, op 8 juni 2015, het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de oordelen van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor kinderbijslag, aangezien hij geen ingezetene is en niet aan de loonbelasting is onderworpen voor in Nederland verrichte arbeid.
De appellant had eerder een WAO-uitkering ontvangen en stelde dat hij recht had op kinderbijslag omdat zijn kinderen bij hem wonen en hij voor hen zorgt. Echter, de Raad oordeelde dat de eerdere ontvangst van kinderbijslag niet voldoende was om aan te tonen dat de appellant recht had op kinderbijslag in het vierde kwartaal van 1999, wat een vereiste was voor de toepassing van de overgangsbepaling van de AKW. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door L. Koper, met R.I. Troelstra als griffier. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.