Uitspraak
OVERWEGINGEN
nabestaanden- en een halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een nabestaanden- en halfwezenuitkering aan appellante, die in Marokko woont. De echtgenoot van appellante is op 2 april 2014 overleden en ontving op dat moment een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een nabestaanden- en halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat zij ziek is en geen inkomsten heeft. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW, omdat hij op het moment van overlijden in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte. Dit betekent dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestaat.
De Raad heeft ook vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW en dat er geen aanspraak kan worden gemaakt op basis van de Marokkaanse wetgeving. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.