ECLI:NL:CRVB:2016:3696

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
15/7226 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van de terugwerkende kracht van AOW-pensioen en informatieplicht van de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft appellante, geboren in Liberia en sinds 1971 in Nederland woonachtig, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om haar AOW-pensioen met een terugwerkende kracht van slechts één jaar toe te kennen. Appellante had in oktober 2014 verzocht om toekenning van het AOW-pensioen, maar de Svb oordeelde dat er geen bijzonder geval was dat een langere terugwerkende kracht rechtvaardigde. De rechtbank Amsterdam had het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat onbekendheid met de wet geen bijzonder geval oplevert. Appellante herhaalde in hoger beroep haar standpunt dat zij niet op de hoogte was van haar rechten, mede door haar beperkte financiële situatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht oordeelde dat de Svb geen rechtsplicht had om appellante te informeren over haar mogelijke rechten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat onbekendheid met de wet in dit geval geen grond vormde voor een uitzondering op de regel. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/7226 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
16 oktober 2015, 15/5125 (aangevallen uitspraak),
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 7 oktober 2016

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E. Stap, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2016. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H.S. van Zanten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is in 1946 in Liberia geboren en heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij woont sinds mei 1971, met tussenpozen, in Nederland en is gehuwd geweest met een Nederlandse man. In oktober 2014 heeft appellante de Svb verzocht om haar een ouderdomspensioen toe te kennen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Bij besluit van 30 januari 2015 heeft de Svb aan appellante met ingang van oktober 2013 een AOW-pensioen toegekend. Daarbij is overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval zodat het pensioen niet met een langere terugwerkende kracht dan één jaar wordt toegekend.
1.3.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt op het punt van de ingangsdatum.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 2 juli 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat op grond van vaste rechtspraak onbekendheid met een wettelijke regeling geen bijzonder geval oplevert. Gelet op het feit dat appellante al meer dan dertig jaar in Nederland heeft gewoond en gehuwd is geweest met een Nederlandse man, mag ervan worden uitgegaan dat appellante op de hoogte was en had kunnen zijn van een mogelijk recht op AOW-pensioen. Ook is appellante in de gelegenheid geweest zich over haar rechten te informeren. Tot slot is overwogen dat op de Svb geen rechtsplicht rust om appellante te informeren over haar mogelijke rechten.
3. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat zij onbekend was met een mogelijk recht op AOW-pensioen. Daarbij is gewezen op haar geringe financiële inkomen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de rechtbank met juistheid het standpunt van de Svb heeft gevolgd dat de toekenning van het AOW-pensioen terecht is beperkt tot een terugwerkende kracht van één jaar. In het bijzonder is daarbij in geschil of sprake is van een bijzonder geval.
4.3.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit oordeel berust. Onbekendheid met de wet levert in de regel en ook in dit geval geen grond op om een bijzonder geval als bedoeld in artikel 16 van de AOW aanwezig te achten. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Koper als voorzitter, in tegenwoordigheid van
R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) R.I. Troelstra

UM