ECLI:NL:CRVB:2016:3697

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
15/1476 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de AOW-verzekering van appellant over de periode 1972-1973

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb) was afgewezen. Appellant stelde dat hij van 1972 tot en met 1973 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de Svb concludeerde dat hij in die periode niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank heeft de afwijzing van de Svb bevestigd, na onderzoek naar de woon- en werkgeschiedenis van appellant. De Svb had onder andere informatie opgevraagd bij verschillende pensioenfondsen en de gemeente Nijmegen, maar kon geen bewijs vinden dat appellant in Nederland had gewoond of gewerkt.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij in de genoemde periode bij een specifieke werkgever had gewerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen bewijs was voor de AOW-verzekering van appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2016 door L. Koper als voorzitter en R.I. Troelstra als griffier. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

15/1476 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 januari 2015, 14/1907 (aangevallen uitspraak),
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 7 oktober 2016

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2016. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.S. van Zanten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft in september 2012 de Svb verzocht hem een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen. Daarbij heeft appellant gesteld dat hij van 1972 tot en met 1973 heeft gewerkt bij [Naam werkgever] te [vestigingsplaats] en dat hij heeft verbleven in het [naam hotel] te [vestigingsplaats] of [plaatsnaam] .
1.2.
Bij besluit van 28 oktober 2013 heeft de Svb de aanvraag van appellant afgewezen, omdat hij niet voor de AOW verzekerd is geweest.
1.3.
Bij het bestreden besluit van 10 maart 2014 heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 28 oktober 2013 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de Svb tevergeefs onderzoek heeft gedaan bij de gemeente Nijmegen, waaronder de gemeente [vestigingsplaats] valt, en in het Schakelregister. Verder heeft de Svb onderzoek gedaan bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees, Bedrijfspensioenfonds voor de Vlees-, en Vleeswaren en Gemaksvoedingsindustrie, Stichting Pensioenfonds voor Exporteurs, Importeurs en Handelaren in Pluimvee, Wild en Tamme Konijnen (thans Delta Lloyd levensverzekering N.V.) en Nutreco N.V. Uit de hieruit verkregen gegevens kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat appellant in de genoemde periode in Nederland heeft gewoond, dan wel ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting was onderworpen. De Svb heeft derhalve terecht geconcludeerd dat appellant in de genoemde periode niet verzekerd is geweest voor de AOW.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij van 1972 tot en met 1973 bij [Naam werkgever] in [vestigingsplaats] heeft gewerkt en dat deze fabriek later is vervangen door [naam bedrijf 1] . Appellant heeft als bewijs een fotokopie bijgesloten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. Naar aanleiding van de stelling van appellant dat hij heeft gewerkt bij [Naam werkgever] merkt de Raad op dat uit de door appellant overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat hij daadwerkelijk in Nederland verzekerde werkzaamheden heeft verricht. De Raad heeft verder in aanmerking genomen dat de Svb ook heeft onderzocht of appellant wellicht heeft gewerkt bij [naam bedrijf 2] te [vestigingsplaats] . Dat bedrijf is later overgenomen door [naam bedrijf 3] Deze laatste onderneming heeft de Svb bericht dat de administratie van [naam bedrijf 2] niet bewaard is gebleven, waardoor appellant niet bij hen bekend is. Hetgeen anderszins door appellant in hoger beroep naar voren is gebracht heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen dan het in de uitspraak van de rechtbank neergelegde oordeel.
4.2.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper als voorzitter, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) R.I. Troelstra
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring van verzekerden.

UM

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue: confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître L. Koper en présence de le maître R.I. Troelstra en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 7 octobre 2016.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de
groupe d’assurés.