Uitspraak
7 januari 2015, 14/1907 (aangevallen uitspraak),
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
UM
DÉCISION
groupe d’assurés.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb) was afgewezen. Appellant stelde dat hij van 1972 tot en met 1973 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de Svb concludeerde dat hij in die periode niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank heeft de afwijzing van de Svb bevestigd, na onderzoek naar de woon- en werkgeschiedenis van appellant. De Svb had onder andere informatie opgevraagd bij verschillende pensioenfondsen en de gemeente Nijmegen, maar kon geen bewijs vinden dat appellant in Nederland had gewoond of gewerkt.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij in de genoemde periode bij een specifieke werkgever had gewerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen bewijs was voor de AOW-verzekering van appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.
De uitspraak is gedaan op 7 oktober 2016 door L. Koper als voorzitter en R.I. Troelstra als griffier. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.