Uitspraak
25 februari 2014, 13/5519 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag voor appellant's kind, geboren in 2010. Appellant had in februari 2013 een aanvraag om kinderbijslag ingediend, maar kreeg slechts recht op kinderbijslag met terugwerkende kracht van één jaar. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij verschoonbaar niet op de hoogte was van zijn recht op kinderbijslag. Appellant had de geboorte van zijn kind niet tijdig doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en had meer dan een jaar gewacht met het aanvragen van de kinderbijslag na de inschrijving van zijn kind in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van een bijzonder geval dat een verdergaande terugwerkende kracht rechtvaardigde. De Raad stelde vast dat appellant, ondanks zijn betrokkenheid bij andere procedures, had kunnen weten dat hij recht had op kinderbijslag voor zijn kind. De Svb had appellant eerder geïnformeerd over zijn recht op kinderbijslag voor een uitwonend kind, wat de mogelijkheid voor appellant om tijdig een aanvraag in te dienen had kunnen beïnvloeden.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard, bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.