Uitspraak
4 november 2014, 14/8151 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
19 mei 2009 van appellant om toelating tot de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) is bij besluit van 7 juli 2009 afgewezen. Aan deze afwijzing is ten grondslag gelegd dat appellant zich niet binnen één jaar na het einde van zijn verplichte verzekering op 28 augustus 2004 heeft aangemeld voor de vrijwillige verzekering. Bij besluit van 10 september 2009 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 juli 2009 ongegrond verklaard. Het beroep van appellant tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij uitspraak van 7 juli 2010 van de rechtbank Amsterdam. De Raad heeft bij zijn uitspraak van 3 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX3777, de rechtbankuitspraak van 7 juli 2010 bevestigd.
23 oktober 2013 deze aanvraag afgewezen met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
23 oktober 2013 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat terecht toepassing is gegeven aan de bevoegdheid van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die ten tijde van de beoordeling van de eerdere aanvraag niet bekend waren.