ECLI:NL:CRVB:2016:3740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Geen toekenning bijstand met terugwerkende kracht; geen bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 3 november 2015 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 1 maart 2014 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand ingediend. Het college verleende bijstand met ingang van 1 maart 2014, maar verklaarde het bezwaar tegen dit besluit ongegrond. Appellant stelde dat hij recht had op bijstand met terugwerkende kracht tot 1 mei 2011, omdat zijn bedrijf op die datum was beëindigd en hij sindsdien geen inkomsten had. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Appellant had niet aangetoond dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen, en zijn beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad vond dat de rechtbank gemotiveerd had ingegaan op de gronden van appellant en dat er geen nieuwe redenen waren aangevoerd die het oordeel van de rechtbank konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.