ECLI:NL:CRVB:2016:3755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde auto en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant, die een auto op zijn naam heeft gesteld zonder dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellant ontving bijstand en meldde een vakantie, maar verzuimde te melden dat hij een Audi A3 had aangeschaft. Het college herzag de bijstand en vorderde de kosten terug, omdat de waarde van de auto de vermogensgrens overschreed. Appellant stelde dat hij de auto leende van zijn neef en dat hij deze niet had gekocht, maar het college oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor deze leenconstructie. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door de auto niet te melden. De Raad oordeelde dat de waarde van de auto terecht tot het vermogen van appellant was gerekend en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij de auto niet in eigendom had. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak bevestigd werd.