Uitspraak
15 september 2015, 14/6547 en 15/238 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
29 augustus 2014 herroepen en bepaald dat betrokkene recht heeft op maatschappelijke opvang op grond van de Wmo overeenkomstig de bed-bad-broodvoorziening.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had eerder een verzoek ingediend voor continuering van de opvang, maar dit werd afgewezen. De Raad overweegt dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) als een voorliggende voorziening kan worden aangemerkt, waardoor de noodzaak voor Wmo-opvang vervalt. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van opvang in een VBL, en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad concludeert dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De beroepen tegen de bestreden besluiten van het college worden ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de rol van de vreemdelingenrechter in gevallen van niet-toelating tot de VBL.