ECLI:NL:CRVB:2016:4089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde gemeentelijke toeslag en de toepassing van de zesmaandenjurisprudentie
In deze zaak gaat het om de terugvordering van teveel betaalde gemeentelijke toeslag aan appellant, die sinds 11 juni 2010 bijstand ontvangt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 november 2015 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft vernietigd. Het college had op basis van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening besloten om de bijstand van appellant over een bepaalde periode te herzien en een bedrag van € 5.659,26 terug te vorderen. Dit besluit werd later gecorrigeerd, en uiteindelijk werd het terugvorderingsbedrag vastgesteld op € 3.659,31.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college niet duidelijk heeft gemaakt dat de herziening en terugvordering ook betrekking hadden op teveel betaalde gemeentelijke toeslag. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het college in de primaire besluitvorming niet de juiste grondslag heeft gegeven voor de herziening en terugvordering van dit bedrag. De Raad wijst erop dat de bezwaarprocedure bedoeld is voor een volledige heroverweging en dat appellant niet in een nadeliger positie is gekomen door het maken van bezwaar.
Daarnaast heeft appellant een beroep gedaan op de zesmaandenjurisprudentie, die inhoudt dat de bevoegdheid van een bestuursorgaan om kosten van bijstand terug te vorderen beperkt is als niet adequaat wordt gereageerd op signalen van de betrokkene. De Raad oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt, omdat het college zelf de gemaakte fout heeft ontdekt en er geen sprake was van een signaal van appellant. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en verklaart het hoger beroep ongegrond.