In deze zaak heeft appellant, een vader, kinderbijslag aangevraagd voor zijn zoon die op dat moment bij zijn moeder in Marokko woonde. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet in belangrijke mate zou hebben bijgedragen aan het onderhoud van zijn zoon. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk aan de onderhoudseis heeft voldaan, onderbouwd met bonnen van aankopen die hij voor zijn zoon heeft gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellant voor het eerste kwartaal van 2014 aan de onderhoudseis heeft voldaan, maar niet voor het tweede kwartaal, omdat zijn zoon in dat kwartaal niet tot zijn huishouden behoorde. De Raad heeft het bestreden besluit van de Svb vernietigd voor het eerste kwartaal en het beroep in zoverre gegrond verklaard, maar het hoger beroep voor het tweede kwartaal afgewezen. Tevens is de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 4 november 2016.