ECLI:NL:CRVB:2016:4213

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
16/562 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot vrijwillige verzekering AOW/ANW afgewezen wegens gebrek aan verplichte verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor toelating tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellant, die sinds 18 december 1996 in Nederland woonde en tussen 27 september 1999 en 24 maart 2000 werkzaam was, heeft op 1 november 2014 een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) om in aanmerking te komen voor deze vrijwillige verzekering. De Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellant in het jaar voorafgaand aan zijn aanvraag niet verplicht verzekerd was onder de AOW en ANW, aangezien hij toen niet in Nederland woonde of werkte.

De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van de Svb in een eerdere uitspraak op 15 december 2015 bevestigd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij een WAO-uitkering ontvangt en bereid is de premies voor de vrijwillige verzekering te voldoen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat, volgens de relevante wetgeving, vrijwillige verzekering alleen mogelijk is in aansluiting op een periode van verplichte verzekering. Aangezien appellant in het jaar voorafgaand aan zijn aanvraag niet verplicht verzekerd was, kon de Svb zijn verzoek terecht afwijzen.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

16/562 AOW
Datum uitspraak: 4 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
15 december 2015, 15/4027 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2016. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant woonde vanaf 18 december 1996 in Nederland en is hier in de periode van
27 september 1999 tot en met 24 maart 2000 werkzaam geweest. Kort daarop is appellant vertrokken naar Marokko. Aan appellant is een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, welke met ingang van 2 april 2001 beëindigd werd. Op 21 juli 2008 is de WAO-uitkering met terugwerkende kracht per 2 april 2001 toegekend.
1.2.
Appellant heeft op 1 november 2014 de Svb verzocht hem in aanmerking te brengen voor de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). Bij besluit van 16 december 2014 heeft de Svb het verzoek van appellant afgewezen. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat appellant nooit verplicht verzekerd is geweest voor de AOW/ANW. Bij besluit van 29 mei 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij is overwogen dat appellant in ieder geval in het jaar voorafgaand aan zijn verzoek van 1 november 2014 niet verplicht verzekerd is geweest, zodat reeds om die reden deelname aan de vrijwillige verzekering wordt geweigerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet verplicht verzekerd is geweest voor de AOW/ANW zodat het verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering terecht is afgewezen.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij een WAO-uitkering ontvangt en bereid is de premies voor de vrijwillige verzekering vanaf 2000 te voldoen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Op grond van de artikelen 34, 35 en 36 van de AOW en artikel 63, 63a, 63b van de ANW is vrijwillige verzekering op grond van de AOW en de ANW alleen mogelijk in aansluiting op een periode van verplichte verzekering op grond van die wetten en voor zover de aanvraag voor toelating tot vrijwillige verzekering wordt ingediend uiterlijk één jaar na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd.
4.3.
Appellant heeft op 1 november 2014 verzocht om toelating tot de vrijwillige verzekering krachtens de AOW en de ANW. Gedurende het jaar voorafgaande aan deze aanvraag was appellant in ieder geval niet verplicht verzekerd krachtens die wetten omdat hij toen niet in Nederland woonde of werkte. Voor zover appellant betoogt dat hij op basis van zijn
WAO-uitkering wel verplicht verzekerd was wordt geoordeeld dat buiten het Rijk wonende personen die een WAO-uitkering ontvangen, sinds 1 januari 2000 niet verplicht verzekerd zijn ingevolge de AOW en de ANW, wat vóór die datum onder bepaalde omstandigheden wel het geval was.
4.4.
Uit overwegingen 4.2 en 4.3 vloeit voort dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet bevoegd is deel te nemen aan de vrijwillige verzekering voor de AOW en de ANW, zodat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4.5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2016.
(getekend) P. Vrolijk
(getekend) A.M.C. de Vries
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekering.
IvR