ECLI:NL:CRVB:2016:4331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante heeft na het overlijden van haar echtgenoot op 9 maart 2013 een aanvraag ingediend, maar de Svb heeft deze afgewezen omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Svb de aanvraag van appellante terecht heeft afgewezen. De Raad stelt vast dat appellante op de datum in geding niet aan de voorwaarden voldeed, omdat zij minder dan 45% arbeidsongeschikt was. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv de beperkingen van appellante correct heeft vastgesteld. De Raad wijst erop dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen en dat appellante in staat was om ten minste 55% van het minimumloon te verdienen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 11 november 2016.