Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Bij besluit van 22 april 2014 (bestreden besluit) is het tegen deze verplichting en intrekking gemaakte bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die als kraanmachinist heeft gewerkt, meldde zich in 2004 ziek vanwege rugklachten en ontving een WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. In 2013 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant vastgesteld op 65,93% en hem verplicht om viermaal per vier weken te solliciteren. De appellant was eerder vrijgesteld van deze sollicitatieplicht, maar het Uwv heeft deze vrijstelling ingetrokken omdat hij niet meer voldeed aan de vrijstellingscriteria.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de appellant arbeidsmogelijkheden heeft en niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van de sollicitatieplicht. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij psychisch meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat de sollicitatieverplichting zijn gezondheid verslechtert. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gronden van de appellant in hoger beroep een herhaling zijn van de eerder aangevoerde gronden en dat de rechtbank deze terecht heeft verworpen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat de appellant in staat is om vier keer per vier weken te solliciteren. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant niet met medische gegevens heeft onderbouwd dat de sollicitatieverplichting zijn gezondheid negatief beïnvloedt. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.