ECLI:NL:CRVB:2016:4376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van buitengewoon pensioen op basis van psychische invaliditeit en de relatie met verzetsactiviteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1922, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) van 23 februari 2015, waarin zijn aanvraag voor een buitengewoon pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp) werd afgewezen. Appellant stelt dat zijn psychische klachten en psoriasis het gevolg zijn van de stress die hij heeft ervaren tijdens zijn verzetsactiviteiten in de Tweede Wereldoorlog. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2016 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in 2014 erkend is als deelnemer van het verzet en dat hem een buitengewoon pensioen is toegekend op basis van een (psychische) invaliditeit van 30%. Dit besluit was gebaseerd op een advies van geneeskundig adviseur A.M. Ohlenschlager, die concludeerde dat de psychische klachten van appellant deels verband houden met zijn verzetsactiviteiten. De Raad heeft echter ook vastgesteld dat andere factoren, zoals de gevolgen van beroertes en de lichamelijke achteruitgang, bijdragen aan de invaliditeit van appellant.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2016 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn dochter. Verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft de medische adviezen van Ohlenschlager en A.J. Maas in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de claim van appellant dat zijn psoriasis gerelateerd is aan zijn verzetsactiviteiten te ondersteunen. De Raad heeft geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.