ECLI:NL:CRVB:2016:4607
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens onjuiste opgave van verblijfplaats door dakloze
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 1 september 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Appellant heeft in augustus 2014 aangegeven dakloos te zijn en heeft een briefadres aangevraagd bij de gemeente Amsterdam. Op 23 december 2014 is hem een briefadres verstrekt, maar de Dienst Werk en Inkomen (DWI) heeft een onderzoek ingesteld naar zijn feitelijke verblijfplaatsen. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet op de opgegeven adressen was aangetroffen, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstand per 11 mei 2015.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van de gemeente ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat slechts één van de opgegeven verblijfplaatsen was bezocht. Hij stelde dat hij mogelijk op andere adressen verbleef en dat er geen telefonisch contact met hem was opgenomen om zijn verblijfplaats te verifiëren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het aan de gemeente is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. De Raad concludeerde dat appellant geen juiste opgave had gedaan van zijn verblijfplaats en dat de handhavingsspecialisten niet verplicht waren om appellant te bellen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.