ECLI:NL:CRVB:2016:4671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich op 9 juli 2013 ziek gemeld met reumatische klachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts op 19 mei 2014, werd zij geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid, wat leidde tot de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met haar beperkingen en dat zij volledig arbeidsongeschikt was. Ter onderbouwing heeft zij medische rapporten overgelegd van haar reumatoloog, waarin haar aandoeningen werden beschreven.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig te werk zijn gegaan. De Raad oordeelde dat de medische situatie van appellante op het moment van de beoordeling door de verzekeringsarts correct was vastgesteld en dat de ingebrachte informatie van de reumatoloog niet relevant was voor de beoordeling van de situatie ten tijde van de beslissing. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.