Uitspraak
K. van Ingen.
OVERWEGINGEN
dhr. [A.], geboren in 1936 en tevens AOW-gerechtigde, met appellant heeft samengewerkt en kan getuigen.
BESLISSING
SS
DÉCISION
groupe d’assurés.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1945, in juli 2013 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant stelde dat hij van 1972 tot 1973 in Nederland had gewerkt, maar de Svb kon geen bewijs vinden van zijn verblijf of werk in Nederland gedurende die periode. De Svb heeft onderzoek gedaan bij de gemeente Woerden, maar appellant bleek daar niet bekend te zijn. Op 16 december 2013 heeft de Svb de aanvraag voor het AOW-pensioen geweigerd, omdat niet was aangetoond dat appellant verzekerd was voor de AOW.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en stelde dat een getuige, dhr. [A.], die met hem had samengewerkt, kon bevestigen dat hij in Nederland had gewerkt. De Svb heeft echter geen bewijs kunnen vinden dat appellant in de jaren 1972 en 1973 in Nederland heeft gewoond of gewerkt. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2016 heeft appellant zijn stelling herhaald dat hij in Nederland heeft gewerkt, maar de Raad heeft geconcludeerd dat appellant niet heeft aangetoond dat hij in de relevante periode in Nederland heeft gewoond of gewerkt. De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was om de claim van appellant te ondersteunen. De uitspraak is gedaan door L. Koper, in aanwezigheid van griffier J.C. Borman, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2016.