ECLI:NL:CRVB:2016:4724

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
15/6540 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW en ANW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 14 augustus 2015. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak die zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn vrijwillige verzekering onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW) ongegrond verklaarde. De herziening werd aangevraagd op basis van de stelling dat verzoeker verzekerd wil blijven voor deze vrijwillige verzekering.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeert dat verzoeker geen nieuw feit of omstandigheid heeft aangedragen die aan deze voorwaarden voldoet, aangezien hij dezelfde argumenten al in de eerdere procedure had ingebracht.

Daarom wordt het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door L. Koper als voorzitter en J.C. Borman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2016.

Uitspraak

15/6540 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudig kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 14 augustus 2015, 13/5914 AOW,
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 9 december 2016

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft bij een op 23 september 2015 door de Raad ontvangen brief verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 14 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2736.
De Svb heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016. Verzoeker is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 28 april 2005 is appellant met ingang van 14 februari 2003 toegelaten tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) en de Algemene Ouderdomswet (AOW). Bij besluit van 8 augustus 2012 is de vrijwillige verzekering na de maximumduur van tien jaar met ingang van 14 februari 2013 beëindigd. Het door verzoeker tegen dat besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit van 30 november 2012 ongegrond verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 1 oktober 2013, 13/365 heeft de rechtbank Amsterdam het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van 14 augustus 2015, waarvan nu herziening wordt gevraagd, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2.1.
De Raad overweegt als volgt.
2.2.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.3.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren gebracht dat hij verzekerd wil blijven voor de vrijwillige verzekering AOW en ANW.
2.4.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 8 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4412) dient het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren, noch om een discussie over de betreffende uitspraak te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te redresseren. In beginsel kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden.
2.5.
Wat verzoeker heeft aangevoerd is geen nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 8:119 van de Awb, zoals vermeld onder 2.2, nu hij deze grond ook naar voren heeft gebracht in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan om herziening wordt verzocht.
2.6.
Uit 2.2 tot en met 2.5 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) J.C. Borman

SS

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par L. Koper en présence de J.C. Borman en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 9 décembre 2016.
(getekend) L. Koper
(getekend) J.C. Borman

SS