ECLI:NL:CRVB:2016:4728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
15/6799 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen en bewijsvoering van verblijf en werk in Nederland

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1949, een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant stelde dat hij van 1989 tot 1991 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, en onderbouwde dit met twee loonstroken uit 1990. De Svb heeft echter informatie ingewonnen bij de gemeente Rotterdam, waaruit bleek dat appellant niet ingeschreven stond in het bevolkingsregister. Daarnaast heeft het UWV bevestigd dat appellant in 1991 naar het buitenland is vertrokken en vanaf 1 februari 1996 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt.

Op 5 september 2014 heeft de Svb aan appellant een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 2% van het pensioen voor een gehuwde, omdat appellant niet verzekerd was geweest voor de AOW gedurende de relevante periodes. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard op 13 februari 2015. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 3 september 2015 het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat hij zijn stelling dat hij vanaf 1989 in Nederland heeft gewerkt niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de Svb appellant terecht niet verzekerd heeft geacht voor de AOW gedurende de genoemde periodes. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe bewijsstukken kunnen overleggen die zijn stelling onderbouwen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2016.

Uitspraak

15/6799 AOW
Datum uitspraak: 9 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 september 2015, 15/1988 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1949, heeft in november 2013 bij de Svb een aanvraag ingediend om toekenning aan hem van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft appellant, onder overlegging van twee loonstroken uit 1990, gemeld dat hij van 1989 tot 1991 in Nederland heeft gewoond en gewerkt.
1.2.
De Svb heeft vervolgens informatie ingewonnen over het gestelde verblijf van appellant hier te lande bij de gemeente Rotterdam. Deze heeft meegedeeld dat appellant niet stond ingeschreven in het bevolkingsregister. Het Uwv heeft desgevraagd meegedeeld dat appellant in 1991 naar het buitenland is vertrokken en vanaf 1 februari 1996 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt.
1.3.
Bij besluit van 5 september 2014 heeft de Svb aan appellant een ouderdomspensioen krachtens de AOW toegekend ter hoogte van 2% van het pensioen voor een gehuwde. Daarbij is overwogen dat appellant niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW van 1 september 1964 tot en met 14 maart 1990 en van 12 februari 1991 tot en met 31 augustus 2014.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 13 februari 2015 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellant zijn stelling dat hij al vanaf 1989 in Nederland heeft gewerkt niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.
3. In hoger beroep wordt gehandhaafd het standpunt dat appellant vanaf 1989 in Nederland heeft gewerkt en wordt meegedeeld dat getracht wordt om nadere bewijsstukken te achterhalen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de Svb appellant terecht gedurende de in 1.3 genoemde periodes niet verzekerd voor de AOW heeft geacht.
4.2.
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden volledig onderschreven. Appellant heeft zijn stelling dat hij al vanaf 1989 in Nederland heeft gewerkt ook in hoger beroep niet met bewijsstukken onderbouwd.
4.3.
Het hoger beroep kan niet slagen en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2016.
(getekend) P. Vrolijk
(getekend) L.H.J. van Haarlem
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
ij