ECLI:NL:CRVB:2016:4800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van onvoldoende inzicht in financiële situatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 15 april 2011 bijstand op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft op 13 januari 2015 de bijstand van appellant met ingang van 28 oktober 2014 ingetrokken en een bedrag van € 1.649,81 teruggevorderd. Daarnaast heeft het college op 16 januari 2015 een herziening van de bijstand over een eerdere periode doorgevoerd, wat resulteerde in een terugvordering van € 2.682,80. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de intrekking en terugvordering over de periode van 28 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 is komen te vervallen.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat appellant onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn financiële situatie, ondanks dat hij enkele verklaringen en stukken heeft overgelegd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen grond is voor de intrekking en terugvordering van de bijstand, en dat hij voldoende gegevens heeft overgelegd om zijn recht op bijstand vast te stellen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft de motivering van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep afgewezen, waardoor de aangevallen uitspraak is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.