Uitspraak
13 oktober 2015, 15/696 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2015. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had een aanvraag ingediend die door het college op 22 september 2014 werd afgewezen. Het college stelde dat betrokkene gebruik kon maken van opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL), wat volgens hen een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang wegneemt.
De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang. De Raad oordeelde dat de voorwaarde van medewerking aan vertrek, die aan de opvang in de VBL is verbonden, niet onrechtmatig is en niet afdoet aan de feitelijke beschikbaarheid van de VBL. De beoordeling van de rechtmatigheid van deze voorwaarde is voorbehouden aan de staatssecretaris en uiteindelijk aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.