ECLI:NL:CRVB:2016:4964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na virale infectie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als agrarisch medewerker werkzaam was, had zich in oktober 2012 ziek gemeld wegens oververmoeidheid in verband met een virale infectie. Hij ontving vanaf die datum ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Op basis van medische onderzoeken concludeerde een verzekeringsarts van het Uwv dat appellant per 8 maart 2013 weer geschikt was voor zijn eigen arbeid, waarna zijn ZW-uitkering werd beëindigd. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze besluiten in twee aangevallen uitspraken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere besluiten zou kunnen ondermijnen. De verzekeringsarts van het Uwv had voldoende gegevens om tot zijn oordeel te komen en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de bestreden besluiten in stand kunnen blijven. De hoger beroepen van appellant zijn dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd.