ECLI:NL:CRVB:2016:67
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing arbeidsverplichtingen op grond van dringende redenen in het kader van de WWB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, waarbij ontheffing van arbeidsverplichtingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) is geweigerd. Appellante, die al jaren kampt met lichamelijke en psychische klachten, ontving bijstand op basis van de WWB. In eerdere besluiten is haar ontheffing verleend van bepaalde arbeidsverplichtingen, maar niet van alle verplichtingen. Appellante verzocht het college om volledige ontheffing, maar het college weigerde dit en handhaafde de verplichtingen. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de afweging of er dringende redenen zijn voor ontheffing van de verplichtingen een individuele beoordeling vereist. De door het college gehanteerde beleidslijn, die alleen ontheffing van de actieve sollicitatieverplichting toestaat, was niet in overeenstemming met de wet. De Raad concludeerde echter dat appellante onvoldoende had onderbouwd dat haar medische situatie was veranderd ten opzichte van eerdere besluiten, waardoor het college geen aanleiding had om een nader medisch onderzoek te laten verrichten. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.