ECLI:NL:CRVB:2016:803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een halfwezenuitkering met terugwerkende kracht en de rol van de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om de toekenning van een halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) voor de zoon van appellante, na het overlijden van zijn vader. Appellante heeft in mei 2013 een aanvraag ingediend voor de uitkering, die door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) met terugwerkende kracht tot mei 2012 is toegekend. Echter, de aanvraag voor een eerdere ingangsdatum werd afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft appellante betoogd dat er sprake is van een bijzonder geval, omdat de late aanvraag het gevolg zou zijn van onjuiste of onvolledige voorlichting door de Svb. Appellante stelde dat de inschrijving van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) in december 2008 de Svb had moeten aanzetten tot het bevorderen van de aanvraag voor de halfwezenuitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb niet verplicht was om de aanvraag te bevorderen en dat er geen sprake was van onjuiste of onvolledige voorlichting. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb geen afnemersindicatie had voor de vader van de aanvrager, waardoor deze niet op de hoogte was van het overlijden van de vader en de inschrijving van het vaderschap. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.