Uitspraak
.Ter zitting heeft appellant een brief van de GGD Rotterdam-Rijnmond van 31 juli 2015 overgelegd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 3 september 2011 ziek meldde met psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 30 maart 2012 appellant hersteld verklaard, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 2 april 2012. Appellant betwistte deze beslissing en voerde aan dat hij op de datum in geding niet in staat was om zijn werk als kasmedewerker te verrichten vanwege ernstigere psychische klachten dan door het Uwv werd aangenomen. Hij verwees naar informatie van de Riagg en een brief van de GGD Rotterdam-Rijnmond ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv berust op een zorgvuldig en toereikend gemotiveerd verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De arts van het Uwv had dossieronderzoek verricht en appellant zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had ook dossieronderzoek gedaan en appellant gesproken. De Raad concludeert dat er geen nieuwe informatie is die de eerdere conclusies van het Uwv kan ondermijnen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant op de datum in geding in staat was zijn arbeid te verrichten, en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.