ECLI:NL:CRVB:2016:893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- L.H.J. van Haarlem
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over intrekking WGA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2016 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet ondeugdelijk is, maar dat de arbeidskundige grondslag onvoldoende gemotiveerd is. Appellante, die lijdt aan ernstige fybromyalgie en dyslexie, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten niet adequaat zijn erkend en dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de klachten van appellante hebben meegewogen, maar dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de functies van wikkelaar en magazijnmedewerker medisch aanvaardbaar zijn. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in de arbeidskundige grondslag te herstellen, waarbij het Uwv mogelijk een arbeidskundig analist moet raadplegen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van zowel de medische als de arbeidskundige aspecten in dergelijke zaken.