ECLI:NL:CRVB:2016:920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de weigering van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die zich had ziek gemeld vanwege sinusitis en carpaal tunnelsyndroom, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en daarom geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de klachten van de appellant adequaat hadden meegewogen in hun beoordeling. De informatie van neuroloog J. Braakhekke over het CTS van de appellant gaf geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad stelde vast dat de appellant geen objectieve medische gegevens had overgelegd die zijn standpunt over een verminderde concentratie onderbouwden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant.
De uitspraak bevestigde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel bevestigd. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier V. van Rij.