Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor een WAO-uitkering buiten behandeling te laten, ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had gereageerd op het verzoek van het Uwv om aanvullende informatie en gegevens, die noodzakelijk waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Appellant had verzocht om een WAO-uitkering, maar het Uwv had hem gevraagd om onder andere medische rapporten en bewijsstukken van zijn arbeidsverleden te overleggen. Appellant heeft deze informatie niet tijdig aangeleverd, wat leidde tot de beslissing van het Uwv om de aanvraag buiten behandeling te laten.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij voldoende gegevens had verstrekt en dat het Uwv onterecht had besloten om zijn aanvraag niet verder in behandeling te nemen. Hij stelde dat het Uwv in strijd met het evenredigheidsbeginsel had gehandeld. Het Uwv daarentegen betoogde dat appellant niet had voldaan aan de verzoeken om informatie, ondanks dat hij voldoende gelegenheid had gekregen om dit te doen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant niet alle gevraagde gegevens had verstrekt. De Raad bevestigde dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te laten, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor het oordeel dat het Uwv niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.