ECLI:NL:CRVB:2017:1077
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek om toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1932, een herzieningsverzoek ingediend bij de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) met betrekking tot haar eerdere aanvragen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellante had eerder in augustus 2005 een aanvraag ingediend, die was afgewezen omdat niet was vastgesteld dat zij direct betrokken was bij het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940. Dit besluit werd niet aangevochten. In augustus 2012 en opnieuw in december 2015 heeft appellante verzocht om herziening van de eerdere afwijzingen, maar deze verzoeken werden afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of gegevens waren die aanleiding gaven tot herziening.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat voor aanspraken op grond van de Wubo de aanvrager direct betrokken moet zijn geweest bij oorlogsgeweld. De Raad heeft geconcludeerd dat appellante in haar herzieningsverzoek en bezwaar tegen het besluit op dat verzoek in wezen herhaalde wat zij eerder had aangevoerd. Er was opnieuw geen bevestiging dat appellante persoonlijk direct betrokken was bij oorlogsgeweld in de zin van de Wubo. De Raad heeft de terughoudende toets toegepast en vastgesteld dat het besluit van verweerder om niet tot herziening over te gaan, stand kan houden. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 maart 2017. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.