ECLI:NL:CRVB:2017:1110

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
16/2417 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van huur, zorg en een bed

Op 21 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van huur, zorg en de aanschaf van een speciaal bed vanwege een medische indicatie. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en de kosten als algemene kosten van bestaan worden aangemerkt. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij recht heeft op bijzondere bijstand na jaren zonder inkomsten. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat appellant geen specifieke gronden heeft aangevoerd tegen de aangevallen uitspraak. De Raad heeft bevestigd dat de aangevraagde zorgkosten, die door het college als premie voor de ziektekostenverzekering zijn aangemerkt, tot de algemene kosten van het bestaan behoren, waarvoor appellant zelf moet zorgen.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak bevestigt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.

Uitspraak

16.2417 PW

Datum uitspraak: 21 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
25 maart 2016, 15/2211 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2017. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door L. Bal.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet aangevraagd voor de kosten van huur, vaste lasten, zorg en een bed speciaal voor een gebroken rug.
1.2.
Bij besluit van 1 mei 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 2 september 2015 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellant geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, zodat de kosten voor huur en vaste lasten zich niet voordoen. De kosten van huur, zorg of andere vaste lasten worden bovendien als algemene kosten van het bestaan aangemerkt, waarvoor geen bijzondere bijstand wordt verstrekt. Appellant dient hierin zelf te voorzien door reservering vooraf dan wel gespreide betaling achteraf. De aanschafkosten van een bed had appellant kunnen voorkomen. De woning van appellant is ontruimd, maar appellant had ervoor kunnen zorgen dat zijn inboedel tijdig elders werd opgeslagen. Daarnaast behoren deze kosten tot de algemene kosten van het bestaan, waarin appellant zelf moet voorzien. Dat appellant een speciaal bed nodig heeft wegens een medische indicatie heeft hij niet aangetoond.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat uit het dossier niet duidelijk is geworden dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich daadwerkelijk voordoen, nu uit zijn verklaring niet blijkt dat hij een woning heeft waaraan kosten zijn verbonden. Voor zover de kosten van een bed zich voordoen, dienen deze uit eigen middelen te worden betaald. Gesteld noch gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college tot toekenning van bijzondere bijstand zou moeten overgaan.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft appellant aangevoerd dat hij na jaren zonder inkomsten hoopt wel recht te hebben op bijzondere bijstand.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank is bij de aangevallen uitspraak ingegaan op de gronden met betrekking tot de afwijzing van de aanvraag. Appellant heeft geen specifieke gronden tegen de aangevallen uitspraak gericht. De Raad verenigt zich met wat door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is overwogen en maakt de in de aangevallen uitspraak vermelde overwegingen tot de zijne. De Raad voegt daaraan toe dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aangevraagde zorgkosten, door het college begrepen als de kosten voor de premie voor de ziektekostenverzekering, behoren tot de algemene kosten van het bestaan, waarin appellant zelf moet voorzien. Dat appellant ten tijde van de aanvraag om bijzondere bijstand geen algemene bijstand ontving, doet hier niet aan af.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2017.
(getekend) J.L. Boxum
(getekend) J.M.M. van Dalen

IJ