ECLI:NL:CRVB:2017:1114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen handhaving opschorting bijstandsverlening niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die sinds 13 februari 2014 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen de handhaving van de opschorting van haar bijstandsverlening. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 20 mei 2015 de bijstandsverlening opgeschort omdat appellante niet alle gevraagde gegevens had verstrekt. Na een reeks van besluiten, waaronder de intrekking van de bijstand en de handhaving van de opschorting, verklaarde het college het bezwaar van appellante tegen de handhaving van de opschorting niet-ontvankelijk. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beslissing van 4 juni 2015, waarin de opschorting werd gehandhaafd, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen rechtsgevolg heeft. De Raad stelde vast dat appellante niet twee keer bezwaar kon maken tegen dezelfde opschorting, en dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.L. Boxum, met J.M.M. van Dalen als griffier.