ECLI:NL:CRVB:2017:1118
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor cursuskosten zonder aannemelijke noodzaak
In deze zaak heeft appellant op 5 januari 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet, specifiek voor de kosten van een cursus ter waarde van € 3.018,95. Appellant stelde dat deze cursus hem uitzicht bood op een baan voor vijf jaar bij een bedrijf. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft de aanvraag op 26 januari 2015 afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de kosten noodzakelijk waren. Na bezwaar van appellant heeft het college hem uitgenodigd voor een hoorzitting, maar door een foutieve adressering is appellant niet verschenen. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 1 april 2015.
De rechtbank Gelderland oordeelde dat het college ten onrechte geen nieuwe hoorzitting had gepland, maar dat appellant niet benadeeld was, omdat hij de noodzaak van de kosten niet had kunnen aantonen. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Hij voerde aan dat hij wel degelijk benadeeld was doordat hij niet gehoord was en dat de kosten noodzakelijk waren voor het verkrijgen van de baan.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de noodzaak van de cursuskosten op het moment van de aanvraag aangetoond moest worden, en dat appellant hierin niet was geslaagd. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kon blijven en dat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 maart 2017.