ECLI:NL:CRVB:2017:1324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsuitkering en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van betrokkene, die sinds 30 april 2009 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Hoogezand-Sappemeer had de bijstand ingetrokken op basis van de veronderstelling dat betrokkene een gezamenlijke huishouding voerde met K, zonder dit voldoende te onderbouwen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de gemeente niet had aangetoond dat er sprake was van wederzijdse zorg en een gezamenlijke huishouding.
In hoger beroep heeft de Raad de bevindingen van de gemeente beoordeeld. De Raad concludeerde dat de gemeente onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad benadrukte dat het bijstandsverlenend orgaan de last heeft om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen niet voldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze de gemeente opdroeg om opnieuw op het bezwaar te beslissen en heeft zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen.
Daarnaast heeft de Raad de gemeente veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, maar de verzoeken om vergoeding van verblijfskosten zijn afgewezen, omdat deze niet als redelijkerwijs gemaakte kosten konden worden aangemerkt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.