ECLI:NL:CRVB:2017:1364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet en de gevolgen van het niet tijdig overleggen van bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 18 juni 2015 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet tijdig de gevraagde bankafschriften had ingeleverd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht om inzage in de bankafschriften heeft verzocht, aangezien deze informatie noodzakelijk was voor de beoordeling van de aanvraag om bijstand. De appellant had niet de gevraagde bankafschriften van zijn ING-spaarrekening overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van het college. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn te verstrekken. Bovendien was er geen bewijs dat de appellant zich met een gericht verzoek tot de bank had gewend om de afschriften op te vragen.
De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat er geen reden was om te oordelen dat het college niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had gemaakt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.