ECLI:NL:CRVB:2017:1394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlaging van uitkering op grond van verwijtbaar gedrag en recidive
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verlaging van zijn uitkering op grond van de IOAW werd bevestigd. Appellant ontving sinds 2 november 2012 een uitkering, maar zijn deelname aan een werk- en scholingsprogramma leidde tot meerdere verlagingen van zijn uitkering vanwege verwijtbaar gedrag. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de eerdere maatregelen van het college van burgemeester en wethouders van Oss terecht waren opgelegd. Appellant had zich herhaaldelijk niet adequaat gedragen tijdens zijn werkzaamheden, wat leidde tot voortijdige beëindigingen van zijn werkplekken. Ondanks zijn argumenten over recidive, oordeelt de Raad dat de eerdere besluiten in rechte onaantastbaar waren en dat zijn gedrag als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst de vordering van appellant af.